3.2.2. Verslag van een vrije keuze stage in Nieuw-Zeeland: casemanagement palliatieve zorg

       Charlotte Steger-Pegels, specialist ouderengeneeskunde i.o

       

Al langere tijd speelde ik met het idee om mijn vrije keuze stage in het buitenland te doen. Mijn interesse in de palliatieve zorg dateerde van vóór mijn opleiding tot specialist ouderengeneeskunde, uit mijn tijd als radiotherapeut i.o., toen mij duidelijk was geworden wat ik kon betekenen voor patiënten in de laatste levensfase.
Een collega had voor haar vrije keuze stage in een hospice in Nieuw Zeeland gewerkt en was daar erg enthousiast over. Haar verhaal bleef mij bij.

Nadat ik mijn opleider en de RGS uiteindelijk had kunnen overtuigen van de meerwaarde van deze buitenlandse stage, toog ik met man en kind naar Palmerston North, een middelgrote stad in het zuiden van het Noorder Eiland van Nieuw Zeeland.
Als ik het goed had begrepen van mijn collega, bestond er zo iets als “casemanagement palliatieve zorg”. Nu maar eens zien hoe dat in de praktijk werkt!

Nieuw-Zeeland is ingedeeld in verschillende provincies met in elke provincie een eigen Health Board; zij verdelen het geld. Het Arohanui Hospice, waar ik werkte, wordt 50% gefinancierd door de lokale overheid, de andere 50% komt van giften.
Naar dit specifieke hospice worden patiënten in de palliatieve fase verwezen via de huisartsen, of via de verschillende afdelingen van het naastgelegen lokale ziekenhuis. In het hospice beschouwt men patiënten palliatief als zij ongeveer een jaar of minder te leven hebben. Niet alleen patiënten met kanker, maar ook met chronisch hartfalen, chronisch longlijden, eindstadium nierfalen en patiënten met neurodegeneratieve ziekten worden verwezen.
Hun motto: “ All people with life-limiting conditions live well and die well, irrespective of their condition or care setting”.

De patiënten worden in eerste instantie gezien door de palliative care coördinator (PCC) in de eigen woonomgeving. Daar wordt een inventarisatie gemaakt van wensen en behoeften tav zorg voor de patiënt, waarbij ook de behoeften van de mensen in zijn directe omgeving worden meegenomen. Dit rapport wordt in het hospice voorgelegd aan een team van verschillende disciplines: sociaal – en maatschappelijk werkers, pastoriaal medewerker, artsen gespecialiseerd in palliatieve zorg, gespecialiseerde verpleegkundigen, een activiteitenbegeleider, en een specifiek Maori-cultuur specialist. Zij denken mee over die zorg die de patiënt nodig heeft in zijn laatste levensfase. De follow-up wordt gedaan door de aan de patiënt gekoppelde PCC.

Anders dan in Nederland is het hospice zeker niet alleen de plek waar je naar toe gaat om te sterven. 70 % van de patiënten gaan na opname weer terug naar de eigen woonomgeving. Zij worden opgenomen voor symptoomcontrole, stervensfase of soms zelfs voor respijtzorg; omdat het thuis even niet meer gaat. In overleg met de patiënt en in samenwerking met de huisarts en de eigen PCC wordt de zorg geoptimaliseerd. Het hospice biedt ook dagopvang voor zijn patiënten en daarnaast kan een poliafspraak gemaakt worden om de situatie van de patiënt te evalueren. Patiënten en hun naasten kunnen 24h, 7 dagen per week, bellen met het hospice voor advies, ook huisartsen en artsen in het ziekenhuis kunnen voor advies contact opnemen. Er is altijd een gespecialiseerd arts telefonisch bereikbaar, ook in de avond- en nachtelijke uren en in het weekend. Eens per week wordt door het palliatief team uit het ziekenhuis de patiënten besproken die daar zijn opgenomen. Al met al een integraal systeem rondom de patiënt in de palliatieve fase, waarbij de patiënt leidend is wat betreft de zorg, behoeften en wensen.

Naast zorg voor de patiënt biedt het hospice ook opleiding en educatie voor artsen, verpleegkundigen en andere zorgmedewerkers. Daarnaast worden cursussen georganiseerd en kunnen op locatie workshops worden gegeven. Gezien het feit dat de overheid slechts voor 50% bijdraagt aan de financiering, moet door de afdeling marketing veel tijd en moeite worden gestoken in het verkrijgen van voldoende giften. Ook zijn heel veel vrijwilligers actief betrokken bij het hospice.

Behalve bij het werken in de directe patientenzorg bij klinische opnames, heb ik in het hospice ook veel geleerd door de PCC’s te vergezellen bij hun huisbezoeken. Dit en mijn aanwezigheid bij 40 poliklinische controles door de artsen was zeer nuttig.
Door mee te lopen met het palliatief team in het ziekenhuis, werd wel duidelijk dat palliatieve zorg nog niet voor iedereen zo vanzelfsprekend is.
Om ook inzicht te krijgen in het functioneren van de ouderenzorg in Nieuw-Zeeland ben ik meerdere keren op huisbezoek geweest met de verpleegkundige van de geriatrieafdeling van het ziekenhuis en heb ik onderzoek gedaan naar het resultaat van de cursussen over palliatieve zorg in de praktijk in verzorgings- en verpleeghuizen. De medische zorg in verpleeghuizen wordt overdag gegeven door de eigen huisarts van de oudere. In de avond en nacht zijn de ouderen aangewezen op de eerste hulp van het ziekenhuis.

Vol energie en met ideeën ben ik terug gekomen. Heel veel gezien en geleerd. Lijkt dit alles een beetje op het oorpronkelijke ‘casemanagement dementie’ dat wij in Nederland hadden? Zou zo’n systeem voor palliatieve zorg in Nederland mogelijk ook gaan werken en zou een hospice ook een dergelijke functie kunnen gaan vervullen? Een ding heb ik zeker geleerd: palliatieve zorg is echt een specialisme en ik hoop me in de toekomst daarin te kunnen specialiseren!